In de deuropening van het restaurant verschijnt plotseling de baas van het motel. Hij zeult een splinternieuwe boxspring met zich mee. Ten aanschouwen van alle reisgenoten verkondigt hij luidkeels op zoek te zijn naar de meneer die eerder die dag zijn beklag deed over het matras op zijn kamer. De vingers van alle dinerende aanwezigen wijzen in de richting van Jan Boonstra. En dat terwijl hij nog wel zo zijn best had gedaan een en ander zo stiekem mogelijk te ‘regelen’.
Het is één van de vele scènes waarin de schrijver zichzelf, in zijn westerse verwendheid, weer met beide benen op de grond zet.
In een bloemlezing van meer dan zeventig verhalen reizen we langs horecagelegenheden in o.a. Azië, de Cariben en Afrika. Met de humor en zelfspot die we van de schrijver gewend zijn in zijn eerder verschenen boeken, kijken we over zijn schouder mee in hotelkamers, bars, eethuisjes en op terrassen waar hij met zijn vrouw is neergestreken.
De lunch naast de truck (onderweg in Mozambique) en de ‘illegale maaltijd’ in Cuba. De uitstekende, maar merkwaardig georganiseerde, restaurants in Maleisië. Het diner in Indonesië dat ontaardde in een lachwekkende klucht.
Boonstra’s voorliefde voor een goed matras kennende, houden we ons hart vast tijdens zijn overnachtingen in Egyptische en Vietnamese slaaptreinen, in het snikhete ruim van een schip, en in de yurt op de eenzame steppe van Kirgizië. In een tent in Zambia beleven we een angstig uurtje als een olifant wel heel nadrukkelijk komt buurten. In India en Marokko maken we kennis met de vindingrijkheid van de obers om, op plaatsen waar dat om religieuze redenen is verboden, de schrijver toch zijn begeerde biertje voor te zetten.
In alle verhalen gunt Jan Boonstra ons ook een blik buiten de deuren van het betreffende hotel of restaurant. Met een scherp oog voor detail beschrijft hij het leven op straat. Het alledaagse leven waar hij zich graag de hele dag in onderdompelt. Tot de avond, want dan wordt het tijd voor een koud glas bier en een hapje eten.
Terug