Herbert Paulzen beschrijft zijn wandelingen die hij gemaakt heeft. Daarbij is hij op zoek gegaan naar hun eigen geschiedenis.
Toen mensen nog alleen maar voedsel verzamelden of later vee hoedden en nog later velden of tuinen aanlegden, maakten zij sporen die paden en wegen werden. Over deze paden trokken de mensen om te vluchten voor onheil, om te handelen of om andere mensen in andere nederzettingen en andere werelden te ontdekken, maar ook om te smokkelen te vechten of te veroveren. Al die paden en wegen door bergen en bossen over grasvlakten en woestijnen, hadden functies. En miljoenen en miljoenen mensen (en last- en rijdieren) trokken eroverheen.
De wandelingen die de auteur in deze bundel beschrijft behoren tot de mooiste die hij in Europa heeft gemaakt. Hij liep zelf over de verschillende paden en onderzocht de geschiedenis en de functie van deze paden en welke ze in deze tijd nog steeds vervullen
Terug