Rens Cappon, universitair docent accounting aan Nyenrode, belandt na een verloren liefde in een zware depressie en besluit naar zijn geliefde Alpen te fietsen, hetzij om uit deze voor hem onhoudbare situatie te geraken hetzij een einde aan zijn leven te maken. Een zware tocht wacht. Hij leeft voornamelijk op drank, wiet en antidepressiva en is voortdurend onderhevig aan heftig verdriet. Onderweg probeert hij zijn gevoelens toe te lichten, vaak aan de hand van colleges over een keur van onderwerpen, zoals eerlijkheid, rechtvaardigheid, gedragsregels, hoe een mens in het leven zou moeten staan. Respect naar anderen, maar ook over de verdeling van bezit, armoede en rijkdom, de hedonistische samenleving. Dat kan deze docent haarfijn uitleggen, maar zelf knapt hij er niet echt van op. In de Alpen aangekomen doet hij onmogelijke beklimmingen en afdalingen met zijn fiets en bagage, zo nodig met behulp van touwen en klimtuig, en zijn fysieke status groeit met de dag. Ook besluit hij vaker beter te eten, meer dan alleen maar wat vitaminereepjes, pillen en drank. Hij kan onderweg zijn sores goed delen met anderen en merkt dat hij niet de enige is die twijfelt over zijn bestaansgronden. Een vriend, met wie hij ten einde raad belt voordat hij de hand aan zichzelf wil slaan, weet hem te overtuigen dat hij door moet met zijn leven. Slapend in de armen van een vrouw, keert hij met de trein uit Rome terug naar Nederland. Depressiviteit blijft echter een niet te onderschatten tegenstander, die weigert zijn rugzak te verlaten. Toch blijft zijn motto nu overeind: Morgen zien we weer verder.
Terug